Ruud Abma vat mijn punten aanvankelijk instemmend (en goed) samen. Maar in strijd ermee stelt hij vervolgens dat er zelfs ‘ijzeren wetten’ van de universiteit bestaan. Daarmee doelt hij op de gewoonten van de huidige academische prestatiecultuur, die echter bepaald niet van alle tijden zijn en dat dus ook niet hoeven te blijven. Hij schrijft bovendien dat ik geen voorbeelden gaf voor mijn stelling dat er aan getallen besluiten vooraf gaan, die de werkelijkheid vorm kunnen geven. Ik dacht dat mijn oorspronkelijke stuk daar al vol mee stond, maar zal enkele nieuwe geven.
De meting van wetenschappelijke productie en impact is er zelf een heel goed voorbeeld van. Als je wetenschappers ervan wilt overtuigen dat de definities achter de feiten werkelijkheden kunnen maken, is dat doorgaans de meest dankbare ingang. De uitkomsten van die metingen maken of breken immers hun carrières, zodat ze meteen met de vraag komen welke definitie van productie en output er eigenlijk vooraf gingen aan de metingen. De uitkomsten van die metingen hebben bovendien een enorm effect op de samenleving als geheel. Als vooral de biomedische onderzoekstraditie als wetenschappelijk telt, gaat elke menselijke afwijking al gauw een stoornis heten. En als bijvoorbeeld alleen gespecialiseerde Engelstalige artikelen als output tellen, blijft het Nederlandstalige publiek (waarvan wetenschapsbeoefenaren zelf onderdeel zijn!) ook verstoken van belangrijke informatie. Dat publiek blijft dan bovendien verstoken van boeken die patronen kunnen verhelderen.
Verandering is dus mogelijk en in gang gezet
Wetenschappelijke outputmeting geeft eveneens aan dat besef van de definities voorafgaand aan de feiten de eerste stap is naar noodzakelijke verandering. Dat snappen wetenschappers ook haast automatisch bij dit voorbeeld. Veel wetenschapsbeoefenaren — en beleidsmakers tot op regeringsniveau — zijn zich er nu van bewust dat een te beperkte classificatie van wetenschappelijke productie sommige onderzoeksvelden onrecht doet en, belangrijker, een deel van haar taken verzaakt. Al zal het inderdaad nog een strijd zijn om ingesleten gewoonten ook op de werkvloer te doen verdwijnen, die strijd is wel op vele fronten aan de gang.
Mijn gedachtegang over democratische wetenschap is zelfs bepaald niet nieuw. Helga Nowotny, presidente van de European Research Council, spreekt al vele jaren van ‘mode 2 science’ die de traditionele ‘mode 1 science’ op zijn minst zou moeten aanvullen. Terwijl de laatste vorm van wetenschap mensen ‘vanaf de Olympus’ vertelt hoe het zit en wat ze moeten doen, staat de eerste tussen de mensen ‘op de Agora’, waar zij ook luistert naar wat niet-academici hebben in te brengen. En kijk bijvoorbeeld naar het nieuwe beleid van het Leidse Centre for Science and Technology Studies (CWTS) zoals uitgedrukt in het Leiden Manifesto for Research Methods, in april 2015 gepubliceerd in Nature. Dit CWTS heeft ons weliswaar jarenlang louter afgerekend op Engelstalige artikelen en verwijzingen daarnaar, maar intussen is het grondig van gedachte en beleid veranderd.
Verandering is dus mogelijk en in gang gezet, ook door in de pers een ander beeld van wetenschap te geven. Een voorbeeld daarvan is een artikel over armoede onder Nederlandse kinderen, dat een jaar of twee geleden op de voorpagina van de NRC stond. Daar stond keurig bij welke definitie van armoede de onderzoekers hadden gehanteerd. Ook gaf de krant een kort overzicht van mogelijke andere definities, gehanteerd door bijvoorbeeld de Verenigde Naties of het Sociaal en Cultureel Planbureau. Zo realiseren de lezers zich dat er verhalen achter feiten schuilen, die grote consequenties kunnen hebben omdat ze via de cijfers verwerkt kunnen raken in het armoedebeleid.
Het gaat dus om een beter besef van wetenschap is, of dat nu democratische, verantwoordelijke, realistische of ‘mode 2’ wetenschap heet. Wetenschap zou niet alleen moeten worden bewonderd om haar ‘harde feiten’, maar ook of juist om het gedegen denkwerk dat aan die feiten vooraf kan gaan. Dus heeft ze de taak om te laten zien dat dat denkwerk inderdaad gedegen was en daarbij eventueel betere ideeën van derden te accepteren. Ze heeft al helemaal de taak om niet langer de schijn op te houden dat weten louter meten is. Want alles wat de wetenschap maakt — of dat nu technieken zijn of feiten — maakt vervolgens ons.