In De taal van de universiteit


Realistische wetenschap


De oproep tot ‘democratische wetenschap’ is even sympathiek als naïef: Zonder cultuurverandering binnen de universiteit valt aan de ijzeren wetten van de hedendaagse ‘publicatiefabriek’ niet te ontsnappen.

beeld Roland van Dierendonck


Deel of lees later...

Like dit op Facebook

  • Instapaper

Trudy Dehue roert in 'Tegen academische vrijheid' twee kwesties aan. Ten eerste: in de academische wereld wordt het produceren van één type publicatie (artikelen in gespecialiseerde Engelstalige tijdschriften) als exclusieve maatstaf voor prestige en bevordering gehanteerd. Dat maakt dat onderzoekers vooral voor hun eigen kring publiceren. Naar buiten toe presenteren ze hun bevindingen als onomstotelijke feiten en verhullen ze de vooronderstellingen die onvermijdelijk in hun onderzoek en hun resultaten aanwezig zijn. Dit is de betekenis die het begrip 'academische vrijheid' volgens Dehue tegenwoordig heeft. Zij neemt deze betekenis over, maar accepteert de status quo niet.

De tweede kwestie betreft de maatschappelijke rol van wetenschap. Het leven van burgers wordt mede bepaald door wetenschappelijke bevindingen, maar ze hebben daarin geen inspraak. Burgers kunnen niet volwaardig meedenken over de wijze waarop wetenschapsbeoefenaren hun leven beïnvloeden, omdat de resultaten van onderzoek als onomstotelijke feiten, als waarheden worden gepresenteerd. Tegenover wetenschappelijke autoriteiten staan burgers machteloos.

Dehue's oproep tot 'democratische wetenschap' is even sympathiek als naïef.

Dehue vindt dat deze situatie moet veranderen. Wetenschapsbeoefenaren moeten minder met elkaar en meer met de burgers bezig zijn, en tegenover hen openheid betrachten over de vooronderstellingen in hun onderzoek. Zij moeten aan de burgers uitleggen hoe de weergegeven feiten geproduceerd worden, en daarover met hen in gesprek gaan. Dat vergt publicaties en voordrachten die in meerdere betekenissen toegankelijk zijn voor de Nederlandse belastingbetaler. Dehue noemt dat 'democratische wetenschap'. In wezen pleit zij voor 'academische ongehoorzaamheid': onderzoekers moeten zich niet neerleggen bij de gangbare, naar binnen gekeerde publicatiecultuur en met open vizier naar buiten treden.

Ik vind de oproep van Dehue tot 'democratische wetenschap' even sympathiek als naïef. De door haar gewenste stand van zaken veronderstelt om te beginnen niet alleen de bereidheid maar ook de mogelijkheid om te ontsnappen aan de ijzeren wetten van de hedendaagse academische 'publicatiefabriek'. In het bijzonder voor jonge onderzoekers is dat een onhaalbare kaart. Het vergt collectieve actie om hierin iets te veranderen. Recente bewegingen als Rethink, Platform H.NU en Science in Transition representeren de bestaande onvrede, maar lijken toch stuk te lopen op de machtsstructuren die zich tot in alle vezels van het universitaire lichaam manifesteren. In de wandelgangen wordt veel gemopperd, maar na de koffie gaat men toch maar weer over tot de orde van de dag. Met name dit laatste is fnuikend voor de gewenste cultuurverandering.

Een ander probleem in het betoog van Dehue is de veronderstelling dat onderzoekers open kunnen zijn over hun vooronderstellingen (nog even los van de vraag of ze het willen). Als het gaat om gebruikte definities en operationalisaties kan dat nog wel, maar op een dieper niveau werkt iedereen vanuit vanzelfsprekendheden die zich uiterst moeilijk ter discussie laten stellen en nog moeilijker te veranderen zijn. Het helpt ook niet echt dat Dehue bij het beargumenteren van haar stellingname de suggestie wekt dat onderzoeksresultaten toch vooral het gevolg zijn van vooraf gemaakte keuzes ('Meer dan de resulterende getallen, zijn de besluiten die daaraan vooraf gingen dus doorslaggevend'). Voor die bewering zou ik toch graag argumenten zien.

Het publiek heeft er belang bij, en heeft er ook recht op, goed geïnformeerd te worden over de 'achterkant' van gepresenteerde onderzoeksresultaten. Dat vergt niet alleen een cultuurverandering binnen de universiteiten (en ik ben daar somber over) maar ook een minimale interesse bij de burgers. Die mag je niet zonder meer veronderstellen: zelfs als deskundigen elkaar tegenspreken is de reactie eerder 'gooi het maar in mijn pet' dan 'hier ga ik me eens grondig in verdiepen'. Dat geldt zelfs voor studenten, degenen die bij uitstek een nieuwsgierige en kritische houding zouden moeten hebben.

Niettemin — en dat ben ik met Dehue eens — moet je die cultuurverandering blijven bepleiten, via de publieke opinie, maar eerst en vooral in discussies binnen de universiteit zelf. Daar vooral ontmoet je de macht en de weerstand tegen een realistische wetenschap. Daarmee bied ik dan Dehue meteen ook een term aan ter vervanging van 'democratische wetenschap'...