“What do you get when you cross a mafioso with a post-modern theorist?
Someone who will make you an offer you cannot understand.”
Ooit hoorde ik een beoordelaar van wetenschappelijke onderzoeksvoorstellen zeggen: “Er zat een voorstel bij dat niet op mijn eigen expertisegebied lag, maar ik begreep het van A tot Z. Dan kan het natuurlijk nooit wat zijn, dus ik heb het afgewezen.” Verbijsterend: begrijpelijkheid als reden voor diskwalificatie.
Goed denken en helder taalgebruik zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zichzelf respecterende wetenschappers kunnen precies aan hun vakgenoten uitleggen wat ze te melden hebben. Idealiter kunnen ze dat in grote lijnen ook aan geïnteresseerde leken. Dat is al helemaal van belang in de humaniora. Immers, net als de kunsten en cultuuruitingen die ze vaak bestuderen worden de humaniora in het doorgeslagen marktdenken anno nu steeds meer gezien als geldverslindend hobbyisme dan als de hartenklop van een beschaafde samenleving. Geesteswetenschappers hebben in deze barre tijden dus de dure plicht extra hard hun best doen om de zin van hun werk voor het voetlicht te brengen. Deugdelijk schrijven is daarbij onontbeerlijk.
Laat er geen misverstand over bestaan: goed schrijven is moeilijk. Elke ervaren auteur weet: Your easy reading is my hard writing (“uw leesgemak is mijn schrijfstrijd”). Alleen degene die iets werkelijk doorgrondt, kan het begrijpelijk uiteenzetten. Schrijven is een gevecht, maar in de slotversie van een hoogwaardige tekst zijn alle taalproblemen getemd.
Het soort geesteswetenschappelijke teksten waar ik moedeloos van wordt ziet er ongeveer zo uit: een onderzoeker heeft zich verdiept in de complexe theorie van een Beroemde Wetenschapper, die vaak zeer ingewikkelde, filosofische kwesties aankaart. Om grip te krijgen op die ingewikkelde kwesties heeft de BW kernbegrippen geïntroduceerd, maar die worden helaas zo wazig of algemeen gedefinieerd dat de onderzoeker daar een eigen invulling aan kan (en soms: moet) geven. Het gevolg is dat de kernbegrippen verwateren en hun beschrijvende en categoriserende waarde verliezen. Hetzelfde woord wordt dan immers door verschillende onderzoekers gebruikt voor een steeds verder uitdijende gelei van aan elkaar verwante, maar niet identieke, concepten. Zo verworden kernbegrippen tot kretologie. Deze begrippen blijken intussen wel de bouwstenen van de theorie van de BW. Vervolgens wordt die theorie vol bewondering kritiekloos door de onderzoeker “toegepast” op een zorgvuldig gekozen culturele gevalsstudie (een roman, film, reclame, tv-programma, website, etc.) met als conclusie: de juistheid van de theorie is volledig bevestigd. Voor de wetenschappelijke geloofwaardigheid van een vakgebied is dit soort onderzoek rampzalig.
Ter illustratie twee voorbeelden uit de jaren negentig die jammer genoeg nog steeds actueel zijn. Ten eerste won BW Judith Butler de bad writing contest met de volgende zin:
“The move from a structuralist account in which capital is understood to structure social relations in relatively homologous ways to a view of hegemony in which power relations are subject to repetition, convergence, and rearticulation brought the question of temporality into the thinking of structure, and marked a shift from a form of Althusserian theory that takes structural totalities as theoretical objects to one in which the insights into the contingent possibility of structure inaugurate a renewed conception of hegemony as bound up with the contingent sites and strategies of the rearticulation of power.”
Ten tweede stuurde Hoogleraar natuurkunde Alan Sokal een volstrekt onzinnig artikel, dat bol stond van vage termen en nonsensicale redeneringen, naar het geesteswetenschappelijke tijdschrift Social Text. Voor de doelgroep klonk het allemaal aannemelijk en het betoog sloot aan bij de in het tijdschrift vigerende ideologie. Sokal's hypothese dat dit voldoende was werd bevestigd: de redactie plaatste het stuk. Op Wikipedia is meer te lezen over de veelbesproken 'Sokal Affaire'.
Het soort geesteswetenschappelijk onderzoek dat ik juist graag lees, onderscheidt zich in de eerste plaats doordat belangrijke concepten, methoden van analyse, en de onderzochte data transparant gedefinieerd en beschreven worden. Als aangesloten wordt bij definities van anderen kiest de onderzoeker gezaghebbende bronnen, want een auteur mag zich nooit achter eventuele vaagtaal van een geciteerde bron verschuilen — ook niet als dit een BW is. Vervolgens wordt een relevante onderzoeksvraag als uitgangspunt genomen, en functioneert een theorie (of een model) als een hulpmiddel om deze vraag uit te werken. De geanalyseerde data zijn onbevooroordeeld gekozen — en niet omdat ze al zo fijn kloppen met de theorie (dat laatste staat bekend als cherry-picking). Spannende conclusies presenteren vervolgens antwoorden op vragen, geen slaafse bevestigingen van theorieën.
Slechte onderzoekers gebruiken hetzelfde woord voor een steeds verder uitdijende gelei van aan elkaar verwante, maar niet identieke, concepten. Zo verworden kernbegrippen tot kretologie
Het is overigens een misvatting dat een artikel, een hoofdstuk, of een boek alleen geslaagd zou zijn als het leidt tot conclusies waarin alle onderzoeksvragen compleet beantwoord zijn. Vaak wordt pas in de loop van het schrijf- en denkproces duidelijk welke kwesties geen uitsluitsel opleveren, of waar een voorgestelde verklaring ontoereikend is. Het is essentieel zulke rafelranden niet weg te werken, alsof alleen klinkende conclusies de moeite van publicatie waard zouden zijn. Juist waar een op zich goede theorie, een gezond model, een veelbelovende denkwijze tekortschiet of schuurt met de feiten dienen zich interessante invalshoeken voor verder onderzoek aan. Een consciëntieuze toepassing van een theorie op nieuwe gevalsstudies zou veel vaker dan nu gebeurt moeten resulteren in suggesties voor aanpassingen in die theorie. Daar wordt de (geestes)wetenschap beter van!
Het feit dat de bestudeerde materie ingewikkeld is, is geen excuus voor vaagtaal. Integendeel, hoe ingewikkelder de materie, des te urgenter de eis van transparantie. Verhullend taalgebruik en cryptische formuleringen suggereren onvoldragen ideeën of gemakzucht en zijn dus uit den boze. Het is trouwens niet verboden her en der een grapje te maken of een fraaie formulering te bezigen, maar het taalgebruik staat altijd in dienst van het betoog of de bewijsvoering.
Net als alle andere boodschappers verwachten academici dat hun publiek tijd, aandacht, en dikwijls geld wil besteden aan wat zij te vertellen hebben. Laat dat die inspanning dan waard zijn. Het gebruik van begrijpelijke taal is een wezenskenmerk van serieuze en integere wetenschap.