In Bildung! Bildung?


Het Bildungsideaal is universeel


Het Bildungsdebat wordt opgehouden door een te nauwe interpretatie van het begrip. Een heroriëntatie op de oorsprong laat zien dat Bildung een ideaal is dat de mogelijkheden van de universiteiten overstijgt, en daardoor nooit een lifestyle product van de 1% kan worden.

Illustratie Roland van Dierendonck beeld Roland van Dierendonck


Deel of lees later...

Like dit op Facebook

  • Instapaper

Wie de bijdragen in het gesprek over Bildung tot nu toe heeft gelezen zal zich eerder verward dan verlicht voelen. Wat is Bildung? Wat bedoelen we ermee en waarom moeten we er iets mee? Tot dusver lijken alle bijdragen te verschillen in hun interpretatie van het begrip 'Bildung’, Over één ding zijn ze het in ieder geval wel eens: het ideaal mag niet elitair of individualistisch zijn. In deze bijdrage wil ik het begrip Bildung opnieuw interpreteren. Aan de hand van hedendaagse Bildungsfilosofie zal ik laten zien dat het begrip Bildung niet een nieuw soort excellente studenten schept, maar juist de holle frasen van het moderne universitaire bedrijf overstijgt. 

Joost de Bloois opende het gesprek met een bijdrage waarin hij tamelijk droevig gestemd leek over het potentieel van Bildung. Binnen het neo-liberale systeem van de moderne universiteit zou Bildung niets meer dan een lifestyle product zijn waarmee een student kan pronken op zijn CV. Volgens de Bloois heeft de klassieke formulering van Bildung geen betekenis meer in onze huidige maatschappij. Voorop gesteld: ik twijfel er niet aan dat universiteitsbestuurders in staat zijn om een schitterend ideaal als Bildung te degraderen tot een nietszeggend excellentie-traject. Daar waar voormalig voetbaltrainer Hans Meyer beweerde dat hij 'van stront geen boter kon maken', is een hedendaagse bestuurder immers (in)capabel genoeg om het omgekeerde wel te bewerkstelligen. Maar naar mijn mening heeft het begrip Bildung wel degelijk een universeel karakter. Sterker nog, in de huidige samenleving is het meer toepasbaar dan ooit.

Filosofie van de Bildung: verticale spanning

Om de hedendaagse potentie van Bildung te begrijpen zou er verder moeten worden gekeken dan de omstandigheden van het 19e en 20e eeuwse Duitsland. Bildung kent immers veel verschillende interpretaties. Wie praat over vorming kan immers ook verwijzen naar de klassieke vorming waarin denken, schrijven en spreken centraal staan. Zie voor een uitgebreide uiteenzetting over het klassieke vormingsideaal bijvoorbeeld de bijdrage van dr. Bas van Bommel in de bundel Waartoe is de universiteit op aarde? (Verbrugge en van Baardewijk, 2014).  Tegelijkertijd bestaat er ook de vorming waar Joost de Bloois naar verwijst: het ideaal van de zelfbewuste burger die in cultureel en politiek opzicht bovenaan de maatschappelijke ladder staat. Deze twee interpretaties zijn in historisch opzicht niet vreemd of opmerkelijk. Echter, beiden missen de essentie, een essentie die eerder religieuze dan democratische wortels heeft. Een blik in de brochure van de Bildung Academie  leert ons dan ook het volgende: 

"Het Duitse woord Bildung verwees oorspronkelijk naar Gottesbild of godsbeeld. In de Middeleeuwen werd de term gebruikt om een religieus streven uit te drukken: het streven om je als mens te ontwikkelen tot evenbeeld van God."

Later heeft het Bildungsbegrip een meer seculiere betekenis gekregen, zoals we die kennen van Von Humboldt. De Bildung Academie gaat dan ook uit van het Bildungsideaal van Von Humboldt, maar dan wel in een modern jasje. Het is betreurenswaardig dat de religieuze achtergrond zelfs door de Bildung Academie naar de achtergrond wordt geschoven. Ze staan er echter niet alleen in. In het hedendaagse debat is de verwijzing naar het Gottesbild amper terug te vinden. 

Dit is betreurenswaardig, omdat juist de gedachte aan het Gottesbild ons zou moeten inspireren. Wat immers zo schitterend is aan het koesteren van een ideaal, is dat het onbereikbaar is. Een honourstraject kan worden afgerond, en omgezet in studiepunten. Het verleent zo aan enkele studenten de status van ‘excellente student’. Dat is een haalbaar doel met - in ieder geval op papier - een concreet resultaat. Problematisch aan deze wijze van vorming is dat het slechts betekenis heeft binnen de context van het door Joost de Bloois beschreven systeem. Dergelijke trajecten hebben derhalve geen eeuwigheidswaarde, in de Middeleeuwen bracht het je ongetwijfeld ook geen stap dichter bij God. 

Het karakter van de relatie met God zouden we een ‘verticale spanning’ kunnen noemen, want jij bent degene die omhoog zal moeten om bij God te komen. Deze verticale spanning vraagt het uiterste van de mens; hij zal zich te allen tijde uitgedaagd voelen om zichzelf te verbeteren. Deze gedachte is door de Duitse filosoof Peter Sloterdijk op prachtige wijze geanalyseerd in zijn boek Je moet je leven veranderen (2011). Sloterdijk interpreteert de verticale spanning echter niet als een primair religieuze spanning. Voor hem is religie een uitdrukkingsvorm geweest van de menselijke behoefte aan verticale spanning. Mensen hebben nooit genoegen genomen met het leven zoals het zich voltrok, en hebben daarom vormen van ‘antropotechniek’ ontworpen om zichzelf te kunnen verbeteren. Het is van wezenlijk belang om deze 'verbetering' in morele termen op te vatten. Het gaat niet simpelweg om hogere cijfers, meer studiepunten of excellentie trajecten. Het gaat vooral om de absolute imperatief: je moet altijd bereid zijn je leven te veranderen. Het navolgen van een ideaal, of dat nou een Godsbeeld is of niet, is hierbij van wezenlijk belang. Het gaat erom dat je een betere versie van jezelf voor ogen blijft houden.

Sloterdijks boodschap is dat de mens zichzelf als geestelijk acrobaat moet opvatten, als een acrobaat die ieder moment zelf de inzet is van zijn eigen waaghalzerij. Lopend over het gespannen koord geeft hij de anderen een reden om naar boven te kijken. Deze roep om antropotechniek en zelfverbetering is geen pleidooi voor de maakbare mens of samenleving. De wezenlijke boodschap van Bildung als antropotechniek is dat de schoonheid van de oefening, het zoeken naar je eigen plek en karakter, opnieuw onder de aandacht moet komen. Inspirerende voorbeelden van hedendaagse geestelijke acrobaten zijn de skaters op stationspleinen. Zij genieten nimmer van het comfort of trots van een geslaagde truc. Publiekelijk oefenen zij op het (voorlopig) onwaarschijnlijke. Zij zijn bereid te vallen, zij zijn bereid altijd te blijven oefenen. Ik geloof dat dit voorbeeld afkomstig is van Ad Verbrugge (als gast bij Tegenlicht). Indien dit niet het geval is, is het in ieder geval Peter van Duyenvoorde geweest die mij recent herinnerde aan de ethiek van de skater. Het inzicht in de treinen komt ook van Peter van Duyenvoorde.  Een ander voorbeeld vinden we in de trein. Waar Joost de Bloois uit gaat van kapitalistische systemen, kan een trein ook worden geanalyseerd op basis van verticaliteit. Het onderscheid tussen de 1e en de 2e klasse is op basis van kapitaal, het onderscheid tussen een stilte coupe en de normale coupe op basis van verticale spanning. 

Verticale spanning op de universiteit

De hedendaagse vraag naar Bildung op de universiteit is de vraag naar de relatie tussen de studie en het verticale leven. De grote aanklacht is dat universiteiten zich hebben gestort op de studie, maar hun handen af hebben getrokken van de maatschappelijke en morele vorming van de student. Een grove fout? Ik denk van niet. Op dit punt deel ik de mening van Joost de Bloois. In de huidige opzet van universiteiten lijkt het mij bijzonder ongezond om de algemeen menselijke vorming van de studenten over te laten aan de universiteiten die geobsedeerd zijn door controlesystemen en kwantitatieve metingen. Daarnaast biedt het huidige stelsel al genoeg ruimte voor verbreding en verdieping. Doormiddel van een minor, een jaar in het buitenland, initiatieven van studieverenigingen of leeskringen is ruimte voor zelfontplooiing tot op zekere hoogte al georganiseerd. Een initiatief als de Bildung Academie is daarnaast het bewijs dat studenten prima zelf zorg kunnen dragen voor hun eigen ontwikkeling. Er zijn genoeg welwillende en enthousiaste docenten die de studenten bij eigen initiatieven willen begeleiden. Docenten hebben voor Sloterdijk o.a. de rol die trainers hebben voor atleten: “Ook al neemt iedere atleet van zichzelf al een flinke portie wil tot succes mee, toch is het de taak van de trainer in die eerste wil een tweede te planten, namelijk die van hemzelf, die de eerste opstuwt en over zijn crisissen heen helpt.” (Sloterdijk, Je moet je leven veranderen (2011), p. 304

Tot slot moet de universiteit wel aan de basisvoorwaarden blijven voldoen om studenten zo goed mogelijk te kunnen trainen: goed kunnen denken, schrijven en spreken zijn kwaliteiten die minstens zo fundamenteel zijn als de vakkennis voor academici die moeten functioneren in het openbare leven. Op dat vlak is ongetwijfeld veel winst te behalen, de vraag is of dat onderdeel is van maatschappelijke Bildung of van academische vorming.

De enige concrete verandering die universiteiten op het gebied van de hierboven beschreven Bildung zouden moeten ondergaan is gelegen in het interieur. In plaats van de inmiddels gebruikelijke flatscreens, zou men, om studenten en docenten te herinneren aan hun innerlijke acrobaat, een afdruk van Sloterdijks donderspeech boven de ingang van ieder universiteitsgebouw moeten hangen.

"Laat je verknochtheid aan geriefelijke levenswijzen varen, vertoon je in het gymnasium (gymnos, naakt), bewijs dat het verschil tussen volkomenheid en onvolkomenheid je niet onverschillig laat, laat ons zien dat prestatie - uitmuntendheid, aretè, virtù - voor jou geen vreemde woorden zijn gebleven, geef toe dat je gemotiveerd bent tot nieuwe inspanningen! Maar vooral: geef de verdenking dat sport een zaak voor de allerdomsten is, slechts zoveel ruimte als gepast is, gebruik haar niet als excuus om te volharden in je gebruikelijke laksheid, wantrouw de filister in jezelf, die denkt dat je, zoals je nu bent, best wel in orde bent! Luister naar de stem in de steen, verzet je niet tegen de roep om de vorm! Grijp de gelegenheid aan om met een god te trainen!" Peter Sloterdijk, Je moet je leven veranderen (2011), p. 36