Voor de mensen die nu studeren is het alsof ze er al eeuwen is: de bachelor-masterstructuur (BaMa). In werkelijkheid is die er pas sedert 1 september 2002. Deze structuur is een product van de zogenaamde Bolognaverklaring van 19 juni 1999, waarin 29 Europese landen zich committeerden haar binnen afzienbare tijd in te voeren. Het oogmerk was het hoger onderwijs in al die landen vergelijkbaar te maken. Nederland heeft er geen gras over laten groeien en is meteen aan de slag getogen om de verandering door te voeren. Per september 2002 is de BaMa ingevoerd.
Op het eerste gezicht is alles anders geworden. In plaats van een éénjarige propedeuse en een driejarig doctoraal, is een driejarige bachelor gekomen en een éénjarige master. Dat oogt revolutionair en volledig nieuw. Maar wie wat beter kijkt, merkt al snel dat de inhoudelijke veranderingen marginaal zijn. De inhoud van de opleidingen is eigenlijk nauwelijks veranderd. Alleen krijgt de student nu na drie jaar in plaats van na één jaar zijn eerste bul uitgereikt. Het zelfde geldt min of meer voor de vernieuwingen in de ons omringende landen. Ook daar is de BaMa ingevoerd op zodanige wijze dat het resultaat sterk lijkt op de structuur die voordien bestond. Echt vergelijkbaar zijn de verschillende nationale systemen dus niet geworden en er zijn dan ook maar heel weinig mensen die hun bachelor of master in het buitenland doen. Iedereen is nog evenzeer op zijn eigen land georiënteerd als tevoren, zij het dat nu veel meer mensen een half jaartje elders verblijven om hun keuzevakruimte aan een buitenlandse universiteit in te vullen. Was daar nu die hele geld en tijd verslindende operatie voor nodig?
Het is jammer dat het zo gelopen is, want het zou beter zijn geweest als het universitaire onderwijs eens grondig op de schop was genomen. Want zo als het was, en in essentie ook is gebleven, is het niet goed.
Aan de universiteit wordt de toekomstige maatschappelijke elite opgeleid, dat wil zeggen de mensen die leiding gaan geven in staat en politiek, bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld. Deze mensen drukken een groot stempel op de maatschappij. In belangrijke mate is van hen afhankelijk hoe de toekomstige maatschappij zal reilen en zeilen, of het ons voor de wind zal gaan of juist niet, of we vrij zullen zijn of zuchten onder een verstikkend en repressief regime.
Een elite van vakidioten is een groot gevaar voor de maatschappij
De vraag rijst dan ook hoe deze mensen, die zo belangrijk zijn voor de maatschappij, moeten worden opgeleid. Wat dient de toekomstige maatschappelijke elite eigenlijk te weten en te kunnen? Over welke inzicht, over welke vaardigheden dient ze te beschikken, om geschikt te zijn leiding te geven aan de maatschappij?
Het behoeft geen betoog dat een elite van vakidioten een groot gevaar is voor de maatschappij. Toch is dat precies waartoe het huidige universitaire bestel opleidt. Op zijn achttiende, vers van het VWO, specialiseert de student zich al. En na enkele jaren wordt hij geacht zich binnen die specialisatie nog eens verder te specialiseren. Zo wordt hij klaargestoomd, om op zijn 22ste de arbeidsmarkt op te kunnen en na verloop van tijd verantwoordelijke functies te bekleden, die het geluk van velen kunnen maken en breken. De BaMa structuur heeft hieraan geen sikkepit veranderd.
Het is aan ene meneer Adriaansen te danken dat hierin het laatste decennium verandering is gekomen. Deze Utrechtse hoogleraar sociologie doceerde ooit aan het Amerikaanse Smith College, waar hij het Amerikaanse idee van college onderwijs leerde kennen. Terug in Nederland heeft hij de bestuurders van de Universiteit van Utrecht weten om te praten aldaar een op het model van Smith gebaseerd college op te richten: het Utrecht University College. Toen dit, tegen de verwachting van de meeste universitaire bestuurders in Nederland in, goed bleek te lopen, hebben steeds meer universiteiten het voorbeeld van Utrecht gevolgd en nu heeft vrijwel elke universiteit een college à la Smith College.
Wat is de filosofie achter een college? Die is dat de student, na afronding van de middelbare school, eerst vier jaar een uitgebreide algemene ontwikkeling dient te krijgen, om zich pas daarna, aan een graduate school, eventueel te specialiseren. Dit is zonder enige twijfel een heel verstandig idee. De grote vraag is echter wat precies onder algemene ontwikkeling wordt verstaan. Smith College, dat dankzij Adriaansen het voorbeeld is geworden voor alle Nederlandse colleges, is een typisch voorbeeld van een college dat een ‘snoeppot’-benadering hanteert. Het college biedt een grote hoeveelheid vakken aan van de meest uiteenlopende aard en de student kiest daaruit vrij willekeurig een aantal die hem wel wat lijken. Is dat nou een goed idee? Levert een greep doen in de snoeppot inderdaad een gedegen algemene ontwikkeling op? Of is het resultaat veeleer algehele geestelijke fragmentatie en stuurloosheid?
Het kan ook anders. Niet alle Amerikaanse colleges zijn zoals Smith College. Er zijn er ook die een geheel andere aanpak hebben. Een van mijn favoriete colleges is St. John’s College in Annapolis, Maryland. De term ‘algemene ontwikkeling’ is eigenlijk veel te flets voor wat aan dit college de student wordt aangeboden. Het is de bedoeling de student te vormen tot ‘waarlijke menselijkheid’, tot wat Cicero humanitas noemde. Dat gebeurt op de eeuwenoude, beproefde wijze, door het bestuderen van teksten die behoren tot het beste wat ooit is gedacht en gezegd. Centraal in het onderwijs staat het — verplichte — Great Books Program, waarin gedurende vier achtereenvolgende jaren, in kleine groepjes van maximaal twintig studenten, de allergrootste werken uit de filosofie, de theologie, en de wereldliteratuur worden bestudeerd, alsmede een aantal partituren en klassieke werken uit de geschiedenis van de wiskunde en de natuurwetenschap.
Wie zo'n college doorlopen heeft, is klaar voor de maatschappij
Daarnaast krijgen de studenten vier jaar lang wiskunde, natuurwetenschappelijke practica in het laboratorium, muziek, Grieks en Frans. Als men Latijn in plaats van Frans had gegeven, was dit mijn ideale college geweest.
Hoe dan ook, na vier jaar verlaat de student het St. John’s College met een Bachelortitel en een ongehoorde hoeveelheid geestelijke bagage, niet alleen intellectueel maar ook moreel gevormd tot humaniteit. Dit is nou wat je noemt algemene vorming. Zo moet een college zijn. Wie zo’n college doorlopen heeft, kan nooit meer een vakidioot worden, en hij is ook niet geestelijk gefragmenteerd en stuurloos geworden.
Hij is nu klaar voor de maatschappij, tot wat hij ook maar geroepen wordt, maar als hij wil kan hij zijn universitaire opleiding ook nog voortzetten, door naar een graduate school te gaan. Zo kan hij bijvoorbeeld kiezen voor een law school, om zich te specialiseren in het recht. Zo’n law school duurt ook nog eens drie jaar en is dus een, ook naar onze maatstaven, volwaardige specialisatie, zeker als men verdisconteert dat in Amerika van de studenten vaak wel wat meer wordt gevergd dan hier.
Naar mijn smaak Meer weten? Lees Anthony Kronman, Education’s End, Yale University Press 2007. Een pareltje! zouden we er goed aan doen dit Amerikaanse model ook in Nederland in te voeren. Het is erg jammer dat we de invoering van de BaMa structuur niet hebben aangegrepen om zelfs maar een beetje in die richting op te schuiven. Het is nog veel betreurenswaardiger dat alle colleges in ons land slaafs het model van Smith volgen. Een gemiste kans. Voorlopig zal onze maatschappelijk elite dus nog wel uit vakidioten en stuurloze lieden blijven bestaan.