Iets meer dan een week geleden presenteerde de commissie diversiteit haar eindrapport. Het uitgangspunt van het rapport is ontleend aan Nature Nature (2014) Diversity challenge. Nature, 513(7518), 279. en luidt: ‘Diverse and inclusive environments where a diversity of perspectives is valued breed academic excellence.’ Het rapport van de commissie is hier te vinden.
Alhoewel Nature toch niet echt bekend staat als een spreekbuis van de linkse kerk, drukt de meerderheid van de commentatoren het rapport genadeloos in de semiwetenschappelijke, links georiënteerde, ideologische hoek. In een reactie op een column van Linda Duits in Folia, schrijft Arend bijvoorbeeld: ‘Voor de linkse intellectuelen is diversiteit een dogma, en ze verkondigen dat zoals evangelisten het geloof.’ Ook de grondwet wordt er door Arend bij gehaald: ‘Oh met een fundamenteel bezwaar bedoel ik zoiets als het eerste artikel van de Nederlandse grondwet waarin egalitaire behandeling nadrukkelijk wordt gespeld’. En ook Student schrijft: ‘De commissie en multicultis spelen dan ook met vuur. Het is de vraag of de grondwet dit überhaupt toestaat.’ Ook interessant is dat veel mensen poneren dat diversiteit anti-wetenschappelijk zou zijn. Een goed voorbeeld van hun gedachtegang wordt gegeven door VoorEchteWetenschap: ‘Mensen als mevrouw Wekker hebben hun overtuigingen niet op tafel leggen [sic!]. Zij willen niet van mening veranderen. Hun overtuigingen. Dat noemt men dogmatiek’.
Al deze reacties gaan voorbij aan het basisidee achter diversiteit. Wetenschappers moeten op zoek gaan naar de waarheid. Wat als waarheid geaccepteerd wordt, hangt af van het bewijsmateriaal dat voorhanden is, de interpretatie ervan en de acceptatie door de wetenschappelijke gemeenschap van de gevonden data en de gegeven interpretatie. Waarheid is daarmee in wetenschapsfilosofische zin in hoge mate een sociale constructie. Kuhn toonde dit reeds in 1962 aan de hand van de geschiedenis van de natuurkunde aan. Thomas Kuhn betoogde dit in zijn beroemde boek The Structure of Scientific Revolutions (1960). Maar uiteraard geldt dit nog veel sterker voor de sociale wetenschappen. Maar als dat zo is, kan niemand beweren dat haar of zijn perspectief het enige juiste is. Wel kunnen we ons openstellen voor kritiek en erop vertrouwen dat de beste argumenten uiteindelijk de meeste mensen zullen overtuigen en zo de hoogste wetenschappelijke status zullen bereiken. Dit vereist echter dat er kritische geesten aanwezig zijn en dat er constructief met hun kritiek omgegaan wordt. Volgens het rapport is diversiteit een middel om dit te bereiken.
Het gaat hierbij niet alleen om een diversiteit aan mensen, maar ook (vooral) aan perspectieven en denkscholen. De twee hangen echter vaak samen. Een basaal leerstuk binnen de dominante neoklassieke economische theorie is bijvoorbeeld dat protectionistische maatregelen de efficiency van internationale handel belemmeren en daarmee ook het land schaden dat de maatregelen neemt. De meeste studenten uit rijke westerse landen slikken dit voor zoete koek, maar voor iemand uit China is dit veel minder aannemelijk. Het is dan ook waarschijnlijk dat deze studenten hier kritisch tegenover zullen staan en meer open zullen staan voor developmentalistische theorieën (die de waarde van protectionisme wél onderkennen) die meer aansluiten bij hun eigen ervaring.
Zo ontstaat er vanzelf een monocultuur waarin het eigen wereldbeeld voortdurend bevestigd wordt.
Hetzelfde geldt voor theorieën over de oorzaken en gevolgen van ongelijkheid. Veel economen doen dit af als een onvermijdelijk gevolg van het functioneren van markten. En mensen die zelf geen slachtoffer zijn van de groeiende ongelijkheid, zullen hun argumenten sneller aanvaarden dan mensen die zelf in armoede zijn opgegroeid. Het Marxistisch gedachtegoed zal deze laatste groep allicht meer aanspreken. Maar als dit soort alternatieven voor de mainstream niet worden onderwezen, keert de Chinees ontgoocheld huiswaarts en zal de student wiens roeping het was om armoede uit te bannen zijn heil bij een andere faculteit, universiteit of beiden gaan zoeken. Zo ontstaat er vanzelf een monocultuur waarin het eigen wereldbeeld voortdurend bevestigd wordt. En dit is inderdaad een wereldbeeld dat waarschijnlijk sterk gekleurd zal zijn door de achtergronden en belangen van de blanke middenklasse.
Het is niet de bedoeling om hier een college heterodoxe economie te gaan houden of te beweren dat studenten economie alleen maar onzinnige theorieën leren. Wel is het zo dat ik meer vertrouwen zou hebben in een wetenschapper die niet alleen binnen zijn of haar eigen groep verantwoording durft af te leggen, maar ook kritiek accepteert — en waar mogelijk weerlegt — van mensen die het fundamenteel met hem of haar oneens zijn. Het is de taak van de universiteit om te zorgen dat deze kritische mensen worden aangetrokken, vastgehouden en gehoord. Om dit mogelijk te maken, is het noodzakelijk dat faculteiten een diversiteit aan denkscholen faciliteren. Dit kan vervolgens zorgen voor inclusieve omgevingen, waar een meer diverse groep mensen zich thuis zal voelen.
Als men inziet dat dit de achtergrond is van het rapport, lijkt het mij moeilijk om nog te beweren dat de diversiteitscommissie dogmatisch of anti-wetenschappelijk is. Juist wetenschappers die zich omringen met mensen die dezelfde achtergronden, uitgangspunten en wereldvisie hebben als zij en zich afsluiten van kritiek buiten hun eigen veilige wereldje, zijn mijns inziens weinig wetenschappelijk bezig. Gelukkig wordt dit standpunt bij mijn weten door veruit de meeste wetenschappers, inclusief het College van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam, gedeeld. Tijdens een discussie in Room for Discussion, het discussieplatform van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde (FEB), stelde collegevoorzitter Geert Ten Dam: ‘Op een universiteit hoort een kritisch debat te worden gevoerd tussen de verschillende academische perspectieven.’ Karen Maex voegde daar aan toe: ‘De waarde van universiteiten is de waarde van het verschil’.
Het is noodzakelijk dat faculteiten een diversiteit aan denkscholen faciliteren.
Het bestuur van de faculteit is het hier echter niet mee eens. Volgens hen is de FEB een mainstream faculteit en is er geen geld voor onderzoeksbenaderingen die afwijken van de mainstream. Zo worden publicaties in tijdschriften op het grensvlak van economie en wetenschapsfilosofie, zoals het toonaangevende Journal of Economic Methodology, of in tijdschriften die zich richten op andere paradigma's dan de mainstream, niet gewaardeerd. Het gevolg hiervan is dat bepaalde onderzoekers die op andere universiteiten (zoals de London School of Economics) veel aanzien genieten, op de FEB al hun onderzoekstijd kwijt zouden raken omdat zij kritisch tegenover de mainstream paradigma’s staan en dus niet in de ‘juiste’ tijdschriften kunnen publiceren.
Kritiek is kortom een voorwaarde voor waarheidsvinding en kritische mensen kunnen niet gedijen (en zullen op de FEB zelfs expliciet niet worden aangenomen) zolang diversiteit niet gewaarborgd wordt. Het is daarom hoog tijd om diversiteit institutioneel te verankeren. Het is nu aan het College van Bestuur om er zorg voor te dragen dat de Faculteiten de aanbevelingen van de Commissie Diversiteit ook echt effectief gaan uitvoeren.